Mieren
De mier stamt af van de gravende wespensoort en is opgebouwd uit drie grote delen: de kop, het borststuk en het achterlijf. Op zijn kop staan twee voelsprieten die erg belangrijk zijn. Hiermee kan hij voelen, maar ook ruiken. Hij ziet door twee ogen maar wanneer hij zijn donker nest betreedt, zijn die minder nuttig. De mier heeft drie paar poten en leeft gemiddeld 40 tot 60 dagen. De koningin daarentegen kan wel tot 20 jaar oud worden.
Er zijn ongeveer een 20.000 soorten mieren die geïdentificeerd zijn, daarvan komen er een 200-tal voor in Europa. Ze leven steeds in een goed georganiseerde kolonie die varieert in aantallen. Een mier zou niet overleven indien hij alleen zou moeten ronddwalen. Hij heeft vier natuurlijke vijanden: mierenleeuwen, miereneters, mieren uit andere nesten en de mens.
Mierenkolonie
Mierenkolonie Een kolonie of volk bestaat uit vrouwtjes (koninginnen (geslachtsactief) en werksters), slaven en mannetjes. De mieren zijn insecten die behoren tot de vliesvleugeligen, maar enkel de mannetjes en koninginnen hebben vleugels, de werksters blijven vleugelloos. Iedereen heeft zijn eigen taak en moet die naar behoren uitoefenen. Het mannetje krijgt bij het volwassen worden zijn vleugels, dan heeft hij louter als doel het geslachtsrijpe vrouwtje te bevruchten. Hij sterft kort na de bruidsvlucht wegens oververmoeidheid